De vormgeving van de jaren ’60, ’70 met zijn onschuld, naïveteit en ‘de wereld is maakbaar-optimisme’ bepalen mijn fascinatie voor dit tijdperk. De fascinatie is tweeledig. Enerzijds de glamoureuze kant - denk aan James Bond-films uit die tijd, met als hoogtepunten de architectuur van Oscar Niemeyer en John Lautner met de bijpassende ontwerpen van Joe Colombo en Charles en Ray Eames - dames en cocktails incluis.
Daar tegenover staat een veel treuriger vormgeving, zoals te zien is op sfeerbeelden in woonbladen als Goed Wonen. Nepfineer, de pijpwalmen van de PvdA, bruine coltruien en macramé wandtapijten. Tenenkrommend en tegelijk: fascine-rend.
Voor mij blijkt uit deze interesse dat ik een broertje dood heb aan zogenaamd ‘goed design’. Op zich is er natuurlijk niets op ‘goed design’ tegen – ware het niet dat het bijna altijd lelijk en saai is.